maandag 24 oktober 2011

Een voorbeeld van mijn eerste SF-verhaal over Jakria

1.De komst van het schip
In het jaar dertigduizend, ongeveer achttienduizend jaar na de grote inter- galactische oorlog, raast een vierhonderd meter lang ruimteschip doorheen de dikke nevel van een spiraalvormig melkwegstelsel. Het vliegt naar de rand van een van de spiraalarmen, waarin acht planeten liggen. Dat is het einddoel. Scanners tasten voortdurend de omgeving af en slaan ontvangen gegevens op in de boordcomputer. Deze vergelijkt de informatie met opgeslagen data. Eventuele verschillen worden in een apart bestand weg- geschreven en in een logboek vermeld.

Als het ruimteschip uiteindelijk de acht planeten bereikt, vertraagt het automatisch zijn snelheid. Voorbij de achtste planeet, zet het koers naar de zevende en begint een lange spiraalvormige baan eromheen. Ondertussen werken de scanners op een verhoogde resolutie en de sensoren sturen alle opgevangen signalen naar de boordcomputer waar ze onmiddellijk geana- lyseerd worden. Uiteindelijk activeert de computer het ontwaken.

Ergens in een zaal staan zevenendertig slaapbanken opgesteld. Zeven ervan schuiven zoemend open en er stroomt onmiddellijk een witte damp naar buiten. In de geopende rustplaatsen liggen vier mannen en drie vrouwen. Ze zijn naakt en hun huid is bijzonder bleek. Hun ogen zijn nog steeds gesloten terwijl de huid langzaam begint te verkleuren. De bloedsomloop is geacti- veerd.

Het duurt nog even vooraleer de oogleden van een van de personen begint te knipperen.   

In de centrale flitsen overal lampjes aan en uit. Hier en daar springen vonken uit beschadigde panelen. Sommige beeldschermen zijn gebarsten en er komt rook uit.

De nog werkende monitoren laten beelden zien van de derde, vierde en vijfde planeet.

Op de derde leeft de bevolking in kleine dorpen. Deze beschaving is te vergelijken met die van de Grieken en Egyptenaren ten tijde van Troje in de oudheid op de planeet aarde. Roversbenden zwerven doorheen de streken. In sommige delen van het land leven er nog primitiever rassen in stamverband, te vergelijken met de oermensen op aarde.

Op de vierde zijn ze al iets verder geëvolueerd. Ze leven in stenen ge- bouwen in de omgeving van versterkte burchten, die op grote afstanden ver- spreid staan over het land. Het lijkt veel op het begin van de Gotische tijd zoals de planeet aarde die kende. De grootste bevolkingsgroep bestaat uit mens- achtigen met schotelvormige hoofden. Ze noemen zichzelf Gurs en stammen af van een ander volk, de Gols. Zij overheersen alle andere rassen op deze planeet. De mensen zijn er hun slaven.

Op twee plaatsen zijn koninkrijken ontstaan, waar de beschaving een hoger peil heeft bereikt.

Op de vijfde is er zo goed als geen leven. De totale bevolking bedraagt ongeveer 700.000 mensachtigen. Ze leven in kleine groepen van ongeveer 100 tot 150 leden. De temperaturen op deze planeet zijn er zeer laag. In een gebied van 4500 kilometer rond de evenaar liggen die tussen de -10 en 40°C, maar naar het noorden en het zuiden toe kunnen die gemakkelijk -60°C bereiken.

Op verschillende plaatsen zijn ruïnes van grote steden te zien. Maar daar heerst een dodelijke straling, waardoor de bewoners er weg blijven.

Zeven mensen betreden de commandopost. Ze dragen een licht, wit katoenen pak. Wijde broek, hemd en vest.

'Welkom, Commandant Dar-li,' zegt de mechanische stem van de computer. De aangesprokene is een grote, breedgeschouderde man

'Breng rapport uit over de toestand, S-1,' beveelt Dar-li, terwijl de andere vier naar enkele centrale posten toe lopen.

Dar-li werd, na de dood van Ecran-vi en vele officieren, als de hoogste in rang van de overlevenden, de nieuwe commandant.

De aanwezigen bestuderen aandachtig de gegevens die over de schermen rollen. Allen beseffen ze dat er iets vreselijk misgegaan is. Ze zijn wel degelijk in het juiste stelsel beland, maar meer dan 340000 jaar later dan gepland.

De zeven kijken elkaar ontsteld aan.

'Hoe is dat mogelijk. Onze beschaving is al. Nee, dat kan toch niet waar zijn.'

'Volgens de gegevens hier, moet onze hele Muoonse beschaving ten gronde gegaan zijn. Er zijn op dit moment alleen nog primitieve beschavingen op onze thuisplaneet.'

'Je hebt gelijk, Ban-do. Zelfs nu nog zijn de sporen van zware ver- woestingen op de vijfde planeet te zien. Miljarden mensen moeten hier de dood gevonden hebben.'

Even is het doodstil in de centrale.

'Wat nu, Commandant. Wij zijn de laatste van de bemanningsleden die nog leven,. De anderen zijn door de bestraling gedood. Waarom wij gespaard werden weten we niet.'

'Dat moeten we uitzoeken, misschien zijn wij immuun voor die straling, Sor-li. Maar we moeten zo snel mogelijk meer over de toestand in dit stelsel te weten komen. Misschien kan je zus Chin-li het onderzoek verder zetten'

Chin-li kijkt even naar de Commandant en knikt dan.

'In orde. De computer zal zijn programma intussen wel uitgevoerd hebben. We hebben zeer lang in de slaaptank gelegen,' zegt Chin-li met een lichte glimlach.

'Weinig tijd, Dar-li. Maar voor wat… Wat kunnen we hier nog verrichten? Ons ras is er niet meer. Alleen nog overlevenden en die zijn veel te primitief om ons te helpen,' hoort ze haar broer nog zeggen, terwijl ze voor haar commandopost gaat zitten.

Even kijkt de Commandant zijn ondergeschikten nadenkend aan.

'Zet koers naar de zon, S-1,' beveelt hij plots.

'En dat bericht van de vijfde planeet. Ik kan het wel ontvangen, maar we kunnen geen antwoord geven. De reparaties zijn nog niet compleet.'

'Dat doet er niet toe, Voorlopig geven we toch geen antwoordt, S-1. We moeten eerst meer gegevens verzamelen,' meent Dar-li.

'Bevel wordt uitgevoerd, commandant.'

Het schip verandert van koers en bereikt tien uur later de zon. Met ingeschakelde schermen dringt het diep in de corona van de grote, gele oven. De zeven vreemden proberen zoveel mogelijk te weten te komen over de toestand in het stelsel. Ook over de toestand op de vijfde planeet; waar vroeger hun volk leefde. Deze planeet vormde het centrum van hun grote ruimterijk.

In de centrale van het schip is er een bespreking gaande tussen de zeven bemanningsleden. Ban-do heeft groot nieuws.

'Dar-li, de vijfde planeet kan onze thuisplaneet niet zijn.'

'Wat? Hoe… Dat moet wel.'

'Nee, het is een kunstmatige planeet. De oppervlakte is alleen camouflage om de indruk te geven dat het een planeet is.'

Dar-li staat op en kijkt naar de tablet in zijn hand, waarop gegevens verschijnen. Langzaam gaat hij weer zitten. Zijn gezicht drukt ontsteltenis uit.

'Wat is hier gebeurd?'

'Er zijn meer dan 300000 jaar voorbijgegaan Wat zou er in die tijd allemaal kunnen gebeurd zijn?' vraagt de tweede vrouw zich af. Zij luistert naar de naam Clio-na.

De stilte in de centrale is om te snijden, tot Chin-li plots een kreet slaakt.

Iedereen kijkt naar haar.

'Wat is...'

'We zijn ook besmet, Dar-li. Het is echter geen stralingsziekte, maar een soort virus dat onze lichamen aantast.'

'Ben je zeker, Chin-li.'

'Ja, we mogen geen enkel contact hebben met de bewoners die nu op de drie planeten wonen. Anders wordt hier alle leven uitgeroeid.'

Enkele minuten lang blijft het doodstil in de centrale.

'Hoeveel tijd hebben we nog?'

'Dat is moeilijk vast stellen, Dar-li, maar afgaande op deze gegevens zou ik zeggen …ongeveer drie of vier maanden.'

'Hoe is dat mogelijk?'

Even is het stil, terwijl het to hen doordringt, dat ze nog maar een korte tijd te leven hebben.

'Veel tijd lijken we niet te hebben. Misschien kunnen we beter contact opnemen met diegene die ons dat bericht gestuurd heeft vanaf de vijfde planeet,' zegt Ais-ro, de zevende overlevende, die zich tot nu in stilzwijgen heeft gehuld.

'Dat zal ik doen. Ik ken het meeste van hypercom uitzendingen,' reageert Ban-do en haast zich naar zender toe.

'S-1, zet de grootste spoed achter de reparaties. Die aan de overbrenger en de radio hebben voorrang,' beveelt Dar-li intussen.

'In orde, Commandant,' horen ze de stem van S-1.

Terwijl S-1 de reparaties van zijn robots stuurt, zoeken de overlevenden naar sporen van hun beschaving in het stelsel. De vijfde planeet is de eerste waar ze de drie sondes naar toe sturen. Terwijl die omheen de planeet vliegen, komen de eerste gegevens binnen. Maar wat ze daaruit kunnen opmaken, brengt hen niet verder. De ontstellende conclusie van Ban-do wordt alleen maar bevestigd. De planeet bestaat uit honderden niveaus met grote en kleine vertrekken. Als gevolg van de hevige branden zijn grote delen zwaar be- schadigd.

-Het kan niet anders, de vijfde moet een militaire planeet geweest zijn. Dat lijken mij werven, waar ruimteschepen geassembleerd worden.- denkt Sor-li.

'Ik denk het ook. Dat moeten verduiveld zware verdedigingsinstallaties geweest zijn, voor ze vanuit de ruimte vernietigd werden,' merkt Ban-do op, terwijl hij naar een deel van het beeld van de monitor wijst.

'Zijn er ook gegevens waaruit blijkt wanneer dit gebeurd is?' vraagt Dar-li.

Clio-na tikt een paar commando’s in en wacht even op de data.

'Volgens de analyse moet het tussen 16000 en 20000 jaar geleden gebeurd zijn,' meldt ze even later.

'In orde, stuur de sondes naar de vierde en nog een paar naar de derde. We moeten zo snel mogelijk meer te weten komen.'

Maar terwijl er meer en meer gegevens over de planeten binnenkomen, worden ze toenemend ontgoocheld. Nergens is er een spoor van hun beschaving die uit miljarden mensen bestond. Ook de bewapende satellieten die om de vroegere planeet cirkelden, zijn er niet meer. Intussen slaagt Ban-do er ook niet in om contact te krijgen met de afzender van het ontvangen bericht.

Twee weken gaan voorbij. Plots krijgen ze gegevens binnen van de sonde Y-7. Die heeft op een maan van de zesde planeet enkele ondergrondse bouwsels uit vroegere tijden ontdekt. De sonde heeft zelfs contact met iets of iemand in een van de bouwsels.

'Haal de sondes terug, Ais-ro. Alleen de Y-7 blijft op zijn plaats. Mis- schien kunnen we die voor de communicatie gebruiken. Ban-do, wil jij pro- beren om contact op te nemen met die onbekende?'

De man knikt en activeert de hyperradio. Maar op al zijn pogingen komt er geen enkele reactie.

Avo-ni, die intussen het door de sonde ontvangen signaal probeert te analyseren, zegt plots.

'Dar-li, het signaal dat we enige tijd geleden ontvingen, is van dezelfde bron afkomstig als het signaal van de sonde.'

'Zeker van, Avo-ni?'

'Ik heb het gecontroleerd. Het signaal leek toen van de vijfde planeet te komen. Vanuit dit schip gezien stond de zesde met die maan toen achter de vijfde planeet. Omdat we geen enkel teken van leven ontdekt hadden, buiten de derde, vierde en vijfde planeten, dachten we allen dat het van de vijfde afkomstig was.'

'Daar… ja… ze roepen ons op, Commandant. Maar ik versta de taal niet. Er zijn wel gegevensgroepen bij. Ik stuur ze door naar S-1,' meldt Ban-do op dat moment.

Ze ontvangen een signaal van het ondergrondse complex, dat in het westen van het grootste continent gelegen is, ongeveer honderd kilometer van een grote, inlandse zee op de maan. Voor het eerst sinds duizenden jaren lichten controlelampjes op en de ondergrondse basis neemt contact op met ons schip.

'Commandant, dat zijn overbrengingsgegevens!' merkt Chin-li op, als de informatie op het centrale scherm verschijnt.

Even denkt Dar-li na en besluit dan:

'In orde. We gaan kijken, Clio-na. Chin-li en jij ook Ais-ro. Jullie gaan mee.'

Haastig lopen ze naar de deur. Als ze er doorheen stappen verdwijnen ze dadelijk en materialiseren enkele verdiepingen lager.

'We trekken best onze ruimtepakken aan,' vordert Dar-li.

'Wat? Waarom?'

'We zijn besmet, Clio. Dat weet je toch nog wel...'

'Jawel commandant, maar ik probeer het uit mijn gedachten te bannen,' antwoordt Clio-na.

Zonder een verder woord gespen ze de speciale riem om en activeren hem. Rondom hen verschijnt een lichtgevende, blauwe gloed. Zonder iets te zeg- gen, stappen ze door de overbrenger en materialiseren in het ondergrondse complex. Ze merken al snel dat het alleen door robots bemand is. Geen levende zien aanwezig. Een robot begroet hen en stilzwijgend volgen ze hem naar de centrale. Daar worden ze door een half doorschijnende man opge- wacht.

'Een hologram,' verklaart Avo-ni op fluistertoon.

De gedaante blijft even bewegingloos staan, terwijl hij met de computer van het complex communiceert. Die wisselt op dat moment gegevens uit met het schip van de Muonen.

'Communicatie beëindigd. Taalmodule aangepast,' zegt het hologram plots in het Muoons.

Dan richt hij zich tot de Muonen.

'Wees welkom, meesters,' horen ze de stem van de man, die van overal lijkt te komen.

'Meesters?' vraagt Dar-li nadenkend.

'Volgens de gegevens van de oude databanken behoren jullie tot het ras dat dit complex gebouwd heeft. Daar jullie over de nodige kennis beschikken, wordt jullie de status van meester toegekend,' geeft het hologram als uitleg.

Dar-li kijkt even naar zijn drie lotgenoten en wendt zich dan tot het hologram.

'Ik ben Commandant Dar-li, dit zijn Chin-li, Ais-ro en Clio-na.'

'Gegroet,' antwoordt het hologram met zijn gevoelloze stem.

'Krijgen we toegang tot de databanken? Wij wensen te weten wat duizenden jaren geleden gebeurd is,' vraagt Clio-na.

'Toegang verleend. Terminal bevindt zich in sector V3,' horen ze de stem van het hologram en op hetzelfde moment materialiseren ze in het lokaal.

Clio-na en Ais-ro nemen dadelijk plaats achter de terminals en ontdekken dat er geen toetsenborden zijn. Chin-li heeft een vreemd apparaatje gevonden, een ding dat ze al eens vroeger heeft gezien.

'Hé, dit is een Yomon, zoals de goden dragen,' zegt ze verbaasd.
Op hetzelfde moment is ze door een doorzichtig scherm omgeven. Even bekijkt ze het Pentagonvormig voorwerp van alle kanten, maar weet niet goed wat er mee te doen.

'Hoe komt dat hier?' vraagt ze zich hardop af.

'Hé, hier ligt er nog een,' stelt Dar-li vast.

Dan ziet Chin-li nog twee Yomons, naast Clio-na en Ais-ro, liggen.

'Zo te zien is er voor ieder van ons een Yomon,' stamelt ze ontsteld.

'Dat kan toch niet. Alleen goden hebben het recht om een Yomon te dragen,' schrikt Ais-ro.

'Hier liggen er nog drie. Dus in totaal zeven stuks... hé... Hoe weten ze dat wij met zeven zijn?' vraagt Dar-li zich met een zeker angstgevoel af.

Op dat moment verschijnt het hologram weer uit het niets. Even kijkt hij naar het viertal en merkt dadelijk de verandering. Ze bekijken hem als een vijand!

'Dat is een hypsoon. Hij dient als communicatiemiddel. Toen Chin-li het in de hand nam, werden dadelijk gegevens doorgestuurd naar de centrale databanken.'

'Gegevens. Hoe?' stamelt Chin-li.

'Jullie namen, lichamelijk gegevens en informatie over jullie herkomst. Verder onderzoek wordt op dit moment door de centrale computer uitge- voerd.'

'Wat, in zo’n korte tijd?'

'Zeker, Commandant Dar-li. Jullie zijn geen Teranen of nakomelingen van hen, zoals eerst aangenomen was. Maar jullie behoren tot het volk waarvan de Altaren en later de Teranen afstammen.'

'De Altaren en dan de Teranen?'

'Zeker, commandant. Jullie volk ging 340000 jaar geleden ten onder in de oorlog tegen de ondergeschikten van de Droaks. De overlevenden verenigden zich later onder het rijk der Altaren, maar ook zij… Maar dat kunnen jullie beter uit de databanken leren. Als jullie de tijd hebben.'

'De tijd? Nee, die hebben we spijtig genoeg niet. We zijn allen besmet met een dodelijk virus. Wij zijn nog maar met zeven van de driehonderd-koppige bemanning overgebleven, maar ook voor ons nadert het einde.'

Even communiceert het hologram met zijn centrale eenheid.

'Gegevens aangepast, Commandant. Onderzoek gestart.'

'Wat doe je? Welk onderzoek?' vraagt Chin-li.

Het hologram kijkt naar de jonge vrouw en plots verschijnt er een groene gloed binnen haar scherm. Ze schrikken allen.

'Gegevens doorgestuurd,' klinkt de emotieloze stem van het hologram.

Dan richt hij zich tot hen.

'Plaats het kleine Pentagon in jullie hals, maar schrikt niet. Het past zich aan.'

'Wij hebben dat recht niet. Alleen goden mogen…' protesteert Dar-li, maar wordt door het hologram onderbroken.

'Iedereen heeft dat recht, Muoonse. Doe wat ik vraag.'

Niemand zegt iets, maar ze staren allen verbaasd naar de hand van het hologram. Hij houdt daarin een Pentagon en reikt het Dar-li aan.

De Muoon neemt het aarzelend aan en voelt dat de hand een vaste vorm heeft, iets dat totaal onmogelijk is. Een hologram heeft toch geen vaste vorm.

'Ben jij zoals wij, een levend wezen?' vraagt hij verbaasd.

'Nee, Muoon. Ik ben door de computer geschapen. Maar ik ben een halogram en geen hologram.'

'Een halogram. Wat?' vraagt Clio-na.

'Een hologram lijken jullie te kennen. Een halogram is hetzelfde, maar de celdensiteit is zo groot dat ik voorwerpen kan vastnemen.'

Intussen heeft Chin-li als eerste de Yomon tegen haar hals gedrukt en voelt het van vorm veranderen. Het wordt zo dun, dat het zo goed als niet te zien is en het krijgt dezelfde kleur als haar huid. Plots hoort ze de stem in haar hoofd.

'Schrikt niet, meesteres. Ik ben vanaf nu uw begeleider, leermeester en raadgever.'

Ook de anderen volgen haar voorbeeld en horen dezelfde stem.

'Hoe komen deze Yomons hier?' vraagt Chin-li verwonderd.

Even communiceert het halogram met de computer en antwoordt dan:

'In de databanken is dit type Pentagon bekend als een Hypsoon. Mijn programma stelt vast dat het in jullie beschaving als een Yomon gekend was.'

'Ja, maar het was voorbestemd aan de goden, de enigen die dat recht bezitten.'

'Die tijd is al lang voorbij, Ais-ro. Deze hypsoons kunnen door iedereen gedragen worden, maar al hun mogelijkheden zijn alleen beschikbaar als je een erkende drager bent.'

Even kijken de Muonen naar elkaar en horen het halogram dan zeggen:

'Jullie kunnen jullie ruimtepakken verwijderen. Het virus kan zich in deze basis niet verspreiden.'

'Zeker van, computer.'

'Bevestigd, Muoonse. Jullie hypsoon zal daarvoor zorgen.'

Chin-li werpt even een blik op de anderen en schakelt dan als eerste haar scherm uit.

'Ik moet mij verder aan mijn taken wijden. Jullie hypsoon zal jullie nu verder begeleiden,' merkt het halogram op

Op hetzelfde ogenblik is hij verdwenen.

'Wat nu?' vraagt Ais-ro, maar merkt dat Chin-li een teken geeft.

'Jullie wens was om meer te weten over het verleden?' vraagt de hypsoon van Chin-li.

'Ja,' fluistert de jonge vrouw.

Aan de andere kant van het vertrek licht een 3D beeldscherm op. Ze denkt aan iets en onmiddellijk verschijnt het beeld. Ze zien vreemde schepen in de ruimte tegen elkaar slag leveren. De stem die commentaar geeft, heeft het over Teranen, die zich met man en macht tegen vreemde invallers weren.

'Chin-li, vraag eens wanneer dit gebeurd is.'

De jonge vrouw denkt eraan en de datum in 3D verschijnt in front van de beelden.

Het jaar 12952 volgens Teraanse tijdrekening, nu 17846 jaar geleden.

'Daar zijn we niet veel mee. Kan je nog verder terug?' wil Ais-ro weten.

'Ik zal proberen,' antwoordt Chin-li en denkt aan het jaar 340000 in het verleden.

Maar er klinkt een stem door het vertrek.

'De gegevens die jullie wensen zitten niet in mijn centrale databank. Gegevens worden gezocht in het archief. Geen beeldmateriaal beschikbaar.'

Chin-li tast naar de hypsoon, maar dan hoort ze de stem weer.

'Laat dat, Chin-li. Ik sta tot uw beschikking. Als het nodig is, kan ik jullie helpen. Ik sta permanent in verbinding met de centrale computer, ook over grote afstanden.'

Laat het voorlopig maar zitten, Chin-li. Het lijkt geen kwaad te kunnen,' zegt Dar-li, die de stem ook gehoord heeft.

Chin-li trekt haar hand terug en kijkt naar haar lotgenoten.

'Wat nu?' vraagt ze.

'Misschien kunnen we…' begint Ais-ro.

'Gegevens voor een deel gevonden. Log aan op scherm 3B,' klinkt de stem.

Op hetzelfde ogenblik licht een scherm op en de eerste gegevens verschijnen. Het groepje bestudeert de gegevens aandachtig, tot ze een paar uur later uitgeput stoppen.

Het blijkt dat hun schip vele duizenden jaren te laat teruggekeerd is. Ze dachten eerst dat er maar 200 jaar verstreken waren sinds hun vertrek. Het rijk van Mu is ten ondergegaan, al zijn er vele nakomelingen van de overlevenden op de drie planeten. Nu weten ze echter dat hun beschaving tijdens de grote oorlog volledig uitgeroeid werd.

De overlevenden zijn terug gevallen in een primitieve samenleving, die nu opnieuw aan het evolueren is naar een gevorderde beschaving.

'We kunnen beter iets gaan eten aan boord van ons schip,' merkt Avo-ni op.

'Dat is niet nodig. Kijk..,' glimlacht Chin-li en wijst naar een tafel.

Ze kijken allen in de richting en zien plots allerlei lekkernijen op een tafel staan.

'Dat ziet er niet zo slecht uit, Commandant,' glimlacht Ais-ro.

'Nee, maar is het wel veilig?' vraagt Sor-li.

'Ik denk het wel. Er is hier geen gevaar voor ons.'

'Ben je daar zeker van, Chin-li?'

'Chin-li heeft gelijk, Ban-do. Er staan hier verschillende gewapende robots in de gangen. Als die het vuur openen zijn we er geweest. Waarom zouden ze ons dan met eten ombrengen?' lacht Dar-li en neemt een koek.

Langzaam bijt hij een stukje af. Even later volgen de anderen zijn voorbeeld.

Intussen worden tussen het complex en het schip steeds meer gegevens uitgewisseld. Nadat ze voor het eerst sinds lang lekker gegeten hebben, keren ze onder de indruk naar hun schip terug. Ze weten niet wat te doen.

Hun drie lotgenoten staan hun in de centrale op te wachten. Avo-ni geeft hen de hypsoon en legt uit wat ze ermee moeten doen. Door dat apparaatje kunnen ze met elkaar telepathisch communiceren.

Even is het doodstil tot Clio-na opmerkt:

'Jullie beseffen toch dat wij de laatste Muonen zijn.'

'Dat kan toch niet,' zegt Ban-do.

'Tja, misschien zijn er nog overlevenden in een van de kolonies,' merkt Sor-li op.

'Mogelijk, maar er rest ons maar weinig tijd meer,' zegt de Commandant.

'Dan kunnen we het best met onze taak beginnen, Dar-li,' glimlacht Ais-ro.

De commandant knikt en kijkt zijn mensen een voor een aan. Dan draaien die zich om en proberen zich op hun taak te concentreren.

Enkele weken verlopen. Ze onderzoeken de bewoners van de planeet en stellen verschrikt vast, dat niemand er de oude esper-krachten van hun volk bezit. Wel zijn er enkelen die een zekere aanleg hebben, maar dat stelt niet veel voor. Gelukkig zijn er geen Droaks op de drie planeten.

Als ze nog een paar weken later weer in de centrale van het schip samenkomen, voelt Avo-ni zich niet al te best. De eerste symptomen van de ziekte beginnen zich te manifesteren.

'Nu denk ik aan iets, Commandant. Ik had juist een vreemd idee. Zou het niet mogelijk zijn om een groep mensen op de planeet onze esper-krachten aan te leren?' merkt Ais-ro op.

De anderen kijken hem even nadenkend aan.

'Dat is niet mogelijk, Ais-ro. De tijd die ons nog rest is veel te kort. We zijn dood voor we ook maar enkele kleine vorderingen gemaakt hebben. Dus dat zal niet veel uithalen.'

'Als we nu eens een programma ontwikkelen en dit in de computer van het complex steken.'

'Een programma, Sor-li?'

'Ja, Commandant. De computer zal het uitvoeren, zelfs na onze dood. Als de Droaks in de toekomst dan toch nog komen, dan zijn de bewoners op zijn minst voorbereid.'

'Lijkt me wel een goed plan, broer. Maar ik denk dat het beter is om maar een beperkte groep uit te kiezen.'

'Een beperkte groep. Chin-li?'

'Ja, gezien de toestand op de drie planeten, zou het wel eens tot een catastrofe kunnen leiden.

'Chin-li heeft gelijk, dit volk is niet rijp voor die gaven. Elke dag worden op alle continenten mensen vermoord,' beaamde Clio-na.

Dar-li kijkt hen nadenkend aan.

'Een keuze. Hoe moeten we dat bepalen?'

'Dat is onze taak niet. Die keuze moet het programma maken volgens de criteria die wij inbrengen.'

'Maar welke criteria, Dar-li?' merkt Ban-do op.

'Eerst het programma, Dat behoort nu tot een van de belangrijkste taken.

Nadat we het aangepast hebben aan de computers van het complex, hebben we misschien al criteria kunnen vastleggen en anders is ons werk nog niet gedaan.'

'Alles goed en wel, Commandant, maar wat kunnen die paar espers dan doen als de Droaks in de toekomst terugkeren,' grijnst Ais-ro.

'Hun taak zal er vooral in bestaan om anderen op te leiden en hun groep te vergroten.'

'Dat is geen slecht idee, Avo-ni. Maar ik denk dat je beter even kunt gaan rusten.'

'Nee, Commandant. Ik moet doorwerken. Over enkele dagen kan ik misschien niet meer.'

'Is het zo erg aan het worden?'

'Ja, ik voel dat de ziekte steeds meer in mijn lichaam ronddwaalt.'

'In orde. Dan gaan wij rust nemen. Morgen kunnen we het project voorbereiden.'

Avo-ni kijkt de anderen na, terwijl ze de centrale verlaten. Ze beseft dat haar tijd gekomen is. Het vreemde virus woedt met al zijn kracht in haar lichaam. Terwijl de anderen slapen, zet zij haar onderzoek verder. De miljoenen gegevens die ze door middel van sondes over de planeet verzamelden, worden door de computer vergeleken, met de gegevens van het complex. Plots schrikt ze.

Uit de gegevens van het complex blijkt dat de vijfde planeet door de Teranen aan de rand van het zonnestelsel gebouwd is. Tijdens de zware gevechten in en om het stelsel, geraakte de scheepswerf uit zijn baan. Vele aanvallende schepen werden het slachtoffer van de zwaarbewapende werf. Maar deze werd ook zwaar bestookt tot hun bewapening bijna volledig uitgeschakeld was. Op een bepaald ogenblik werden de generators geraakt, waardoor alles uitviel. Doelloos zweefde het doorheen het stelsel tot de werf uiteindelijk in een baan om de zon terecht kwam.

-En de bemanning, wat is daar mee gebeurd?- denkt Avo-ni.

Haar hypsoon vangt haar gedachten op en put de nodige gegevens uit de centrale databank van het complex. Dan verschijnen het gevecht op een driedimensionaal beeld tussen hen in.

-
De werf had een bemanning van drie miljoen mensen. Ongeveer zesduizend werden door slagschepen gered die op weg waren naar het front. Diegenen die gered werden, vlogen recht naar de hel. De Teranen gingen in deze heftige strijd ten onder en het duurde het meer dan 500 jaar voor de toestand in het stelsel weer normaal werd.

Op de twee bewoonde planeten waren zware inslagen van energiegeschut. Hele steden werden van de oppervlakte weggevaagd. Op de derde en vierde planeet begonnen de overlevenden aan de opbouw van nieuwe beschavingen. Hoe het verder evolueerde kunnen jullie zien op de derde en vierde planeet.

-
Als Dar-li en Chin-li de volgende morgen in de centrale komen, vinden ze Avo-ni bewusteloos en zwetend op de vloer. Ze schrikken beiden. Chin-li knielt naast haar en legt haar hand op haar voorhoofd. Ze scant telepathisch de gedachten van haar vriendin, maar trekt zich dadelijk terug. Ze voelt de pijn van de jonge vrouw tot diep in haar binnenste. Even later komen de anderen ook binnen.

'Is ze?'

'Nee, Ais-ro. Ze leeft nog, maar ze is er erg aan toe. Ik denk niet dat ze het nog lang volhoudt.'

'Ban-do, Ais-ro. Breng haar..,' begint Dar-li, maar dan hoort hij de stem van zijn hypsoon.

'Niet nodig, Commandant. Haar hypsoon zal haar naar het complex overbrengen. Daar kunnen we haar beter begeleiden dan aan boord van dit schip.'

'Wat bedoel je met begeleiden?'

'Ja, jullie noemen dat verzorgen. Aan boord van het complex zijn vele verzorgingsmethoden, zodat haar zoveel mogelijk comfort geboden wordt, terwijl het onderzoek verder gezet wordt.'

'Het onderzoek?' vraagt Chin-li.

'De computers van het complex proberen zoveel mogelijk te weten te komen over jullie toestand en het virus om, ingeval er meerdere besmette schepen in het stelsel aankomen, deze misschien te kunnen helpen.'

'In orde. Jullie hebben mijn toestemming.'

'Dat is niet nodig. Dat behoort tot de normale procedures die door mijn scheppers geprogrammeerd werden.'

'Wie zijn jullie scheppers?'

'De Teranen, maar zij hebben ook onderdelen uit vroegere tijden gebruikt om het complex te bouwen.'

-Dat is voor later. Op dit moment zijn er belangrijker dingen te ondernemen,- denkt de Commandant.

'Dat doe ik nooit meer. Die pijn… Nee, dat wil ik ni..,' fluistert Chin-li op dat moment.

'Wat wil je niet meer?' wil haar broer weten.

'Sor-li. Toen ik haar telepathisch aftastte, voelde ik haar pijn. Zo hevig, dat ik bijna zelf het bewustzijn verloor. Als dat ons lot is, dan pleeg ik nog liever zelfmoord.'

'Dat mag je niet doen, zus. Zelfmoord is de ergste misdaad die ons volk kent.'

'Je hebt de pijn niet gevoeld, broer. Maar goed, als het virus ook mij in de greep krijgt, dan…'

'Op de eerste plaats komt ons programma, Chin-li. Vergeet dat niet.'

'Zeker, commandant,' zegt Chin-li, met een glimlach om haar mond.

Avo-ni’s stoffelijke gedaante heeft zich ondertussen opgelost en de vijf anderen voegen zich bij de commandant. Ze bespreken hun taken om hun plan te doen slagen. Enkele dagen later beginnen ze aan een project, dat ze zo snel mogelijk moeten volbrengen. Het is hun bedoeling om enkele van hun nakomelingen de oude krachten, die in elk van hen sluimeren, weer te activeren. Hiervoor stellen ze een zeer subtiel computerprogramma samen. Chin-li is de tweede persoon die zich zieker voelt worden. Ook zij wordt door haar hypsoon naar het complex overgebracht. Ze schrikt als ze Avo-ni op het bed naast dat van haar ziet liggen. Haar huid is op verschillende plaatsen gebarsten. Toch zit de vrouw rechtop en kijkt haar glimlachend aan.

'Schrik niet van mijn uiterlijk, Chin-li. Ik voel me veel beter dan ik eruit zie.'

'Hoe kan dat?'

'Mijn hypsoon gebruikt middelen die de pijn verdrijven. Maar het virus woedt nog steeds verder en zal me uiteindelijk naar mijn naar mijn dood leiden.'

Ze praten nog een half uur verder tot ze beiden opschrikken, als Ban-do op een ander bed materialiseert. Zijn toestand is nog erger dan die van Avo-ni. Zijn huid is helemaal purper en op vele plaatsen gebarsten.

'Hij is al in de laatste fase, Avo-ni. Kijk maar, je kunt al enkele zwarte plekken zien.'

'Nee, dat wil ik niet meemaken!' stamelt Avo-ni onthutst en rolt van haar bed. Dan haast ze zich naar de deur toe, maar haar hypsoon spuit haar een kalmerend middel in, waardoor ze op de vloer valt. Juist op dat moment komt Sor-li binnen. Hij wil nog even met Chin-li spreken. Zijn zus voelt de werking van de verdovende middelen die de pijn verdrijven en gaat rechtop zitten. Sor-li neemt naast haar plaats en slaat een arm om haar schouders.

'Sor-li, waarom gebeurt dit allemaal? Wat heeft ons volk gedaan om een dergelijk einde te verdienen? Op de planeten van dit stelsel herinnert niemand zich nog dat wij ooit over het melkwegstelsel heersten. En nu komen wij op een zodanig vreselijke manier aan ons einde.'

Sor-li kijkt naar zijn zus die hulpeloos tegen hem aanleunt. Maar wat moet hij zeggen? Hem wacht hetzelfde lot. Hij voelt de eerste symptomen al. Maar hij moet samen met de drie overlevenden hun plan verder zetten.

Gelukkig valt ze in slaap, geholpen door de middelen die haar hypsoon haar toedient. Sor-li legt haar op het bed neer en kijkt even naar Avo-ni en Ban-do. Bij het zien van deze laatste, zakt de moed hem in de schoenen. Stilzwijgend richt hij zich op en verlaat het vertrek.

Enkele dagen later blijven alleen hijzelf en Clio-na over. Ook Dar-li en Ais-ro liggen in het complex. Clio-na kijkt hem aan en hij kan de pijn die ze voelt van haar gezicht aflezen. Ook in zijn lichaam woedt het virus. Ze voeren de laatste controles uit en zuchten opgelucht als de gegevens positief op het scherm verschijnen. Hun plan is gelukt. Maar dan schrikt Sor-li. Clio-na wankelt en kan zich met moeite rechthouden. Ze zweet over heel haar lichaam. Haar mooie, donker bruine haren zijn nu grijsbruin en dof

'Clio-na..,' stamelt hij nog.

Voor zijn ogen verdwijnt ze. Gedurende tien minuten staart hij naar de plaats waar zijn lotgenote stond, terwijl het besef tot hem doordringt dat hij de laatste is. Ook zijn huid is al op verschillende plaatsen verkleurd. Plots voelt hij dat hij niet alleen is en kijkt om zich heen. Dan verstijft hij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten